22750 |
lied, liedje |
liedje:
leedje (L426p Buchten)
|
lied [SGV (1914)]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
leedjes (L426p Buchten)
|
liederen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19059 |
lief |
lief:
leef (L426p Buchten)
|
lief [SGV (1914)]
III-1-4
|
19061 |
liefde |
liefde:
leefde (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
liefde [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|
19060 |
liefhebben |
liefhebben:
leefhöbbe (L426p Buchten)
|
liefhebben [SGV (1914)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leege (L426p Buchten)
|
liegen [SGV (1914)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lees (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
lies [SGV (1914)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
onzelievevrouwebedstro:
oosleefvrouwbèdsjtreu (L426p Buchten)
|
onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)]
III-4-3
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (L426p Buchten)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
sergeant:
sǝržant (L426p Buchten)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|