| 34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
belken:
bɛlkǝ (L426p Buchten),
beuken:
bø̜̄kǝ (L426p Buchten)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
| 34137 |
loeien van de koe van pijn |
belken:
bɛlkǝ (L426p Buchten),
beuken:
bø̜̄kǝ (L426p Buchten)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
| 33965 |
loenje |
bekriem:
bɛkrēm (L426p Buchten)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
| 17721 |
loeren |
loeren:
loere (L426p Buchten)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17688 |
long |
long:
long (L426p Buchten),
longe (L426p Buchten),
lòng (L426p Buchten)
|
long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 34264 |
longen |
longen:
loŋǝ (L426p Buchten)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
| 27687 |
loods |
loods:
loods (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Algemene benaming voor een gebouw waar materialen zoals machines (Q 121c) of stijlen (L 374) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 11]
II-5
|
| 30579 |
loodvergiftiging |
loodvergiftiging:
lǭt˲vǝrgeftegeŋ (L426p Buchten)
|
Ziekte die ontstaat ten gevolge van het werken met loodhoudende verfstoffen. [N 67, 101; monogr.]
II-9
|
| 24846 |
loof |
blader:
blajer (L426p Buchten),
loof:
louf (L426p Buchten)
|
bladeren [SGV (1914)] || loof [SGV (1914)]
III-4-3
|
| 33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blāi̯ǝrǝ (L426p Buchten)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|