id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19540 | berkenbezem | berkenbezem: berke bessem (Buchten) | bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] III-2-1 |
26051 | berrie | ber(ri)g: bø̜rx (Buchten), boom: (mv) bø̜i̯m (Buchten), voorboom: vø̄rbǫu̯m (Buchten) | Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13 |
20522 | beschimmeld | geschimmeld: geschummeld brōād (Buchten) | beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)] III-2-3 |
20629 | beschuitpap | melk met beschuiten: Syst. WBD mèlk mit besjuutte (Buchten), melken weg: Syst. WBD Eventueel met wittebrood mèlken wèk (Buchten) | Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
33166 | besjes aan de aardappelplant | bellen: bɛlǝ (Buchten) | De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5 |
30659 | besnijkwast | besnijkwast: bǝšnikwas (Buchten) | Kwast die gebruikt wordt bij het besnijden, het strijken van verf langs de grens van een oppervlak dat niet, of niet met dezelfde verf, bedekt moet worden. In L 265 werden de besnijkwasten gebruikt om sponningen en stopverfkanten te lakken. [N 67, 45a] II-9 |
25105 | bestendig weer | vast (weer): vas weèr (Buchten), vas wéér (Buchten) | bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4 |
33607 | besvrucht, algemeen | bel: bĕl (Buchten), bĕlle (Buchten) | bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)] I-7 |
18845 | beteuterd | beteuterd: beteuterd (Buchten) | beteuterd [SGV (1914)] III-1-4 |
27961 | betonblokkenkoker | betonnen koker: bǝtøŋǝ koakǝr (Buchten [(Maurits)] [Winterslag, Waterschei]), koker: kǭkǝr (Buchten [(Maurits)] [Maurits]) | Gesloten ondersteuning die is opgebouwd uit betonblokken. Deze ondersteuning wordt gebruikt in steengangen die langere tijd bestaan en op plaatsen waar grote druk wordt verwacht of, volgens de invuller uit Q 33, waar weinig of geen onderhoud mogelijk is of was. Uit de opmerkingen van een respondent uit Q 113 blijkt dat men in de vier Oranje-Nassaumijnen de betonblokkenkoker bij een storing toepaste. [N 95, 341; monogr.; N 95, 342] II-5 |