e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schachtwiel schachtrad: šaxrāt (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523] II-5
schaden (ww.) schaden: sjaje (Buchten) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer scheem: de sjeem (Buchten), sjeem (Buchten) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || schaduw [SGV (1914)] III-4-4
schaften butteren: bøtǝrǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schaften: šaftǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), schoften: Opm. o zweemt naar oe.  sjofte (Buchten) schaften [SGV (1914)] || Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5, III-3-1
schaftlokaal schaftlokaal: šaflokāl (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6] II-5
schafttijd schofttijd: Opm. o zweemt naar oe.  sjoftied (Buchten) schafttijd [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: sjanj (Buchten) schande [SGV (1914)] III-3-3
schapenvet schapenvet: Syst. WBD  sjaopevet (Buchten) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schapestal, schaapskooi schaapsstal: šǭps[stal] (Buchten) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharnierbeitel fitsbeitel: fets˱bęjtǝl (Buchten) Hakbeitel waarvan heft en blad uit één stuk staal gesmeed zijn. Het beitelblad heeft aan de voorkant een zeer smalle, schuingeslepen zijde. De beitel wordt gebruikt voor het aanbrengen van smalle sleuven en gaten en vaak ook voor het inhakken van de sleuven voor scharnieren. Zie ook afb. 67. Een holte in een kozijn maken met behulp van de scharnierbeitel werd in Gronsveld (Q 193) infitsen (īnfetšǝ) genoemd. [N 53, 41-42; N G, 27b; monogr.] II-12