20687 |
schijf braadspek |
spekbraai:
Syst. WBD
sjpekbraoj (L426p Buchten)
|
Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33496 |
schil van een vrucht |
schil:
sjèl (L426p Buchten)
|
schil [SGV (1914)]
I-7
|
30569 |
schilder |
schilder:
šeldǝr (L426p Buchten)
|
Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.]
II-9
|
30702 |
schilderen, verven |
opschilderen:
ǫpšeldǝrǝ (L426p Buchten),
verven:
vɛrvǝ (L426p Buchten)
|
Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.]
II-9
|
19765 |
schilderij |
schilderij:
sjilderie (L426p Buchten),
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
ein sjōōan sjilderie (L426p Buchten)
|
schilderij [SGV (1914)] || schoone [een ~ schilderij] [SGV (1914)]
III-3-2
|
30573 |
schildersbedrijf, -ambacht |
schildersbedrijf:
šeldǝrs˱bǝdrīf (L426p Buchten)
|
[N 67, 99d]
II-9
|
30684 |
schilderskam |
schilderskam:
šeldǝrskamp (L426p Buchten)
|
Grofgetande kam van staal, kurk of rubber die onder meer wordt gebruikt bij het imiteren van hout. Zie ook afb. 99. [N 67, 59]
II-9
|
30572 |
schildersknecht |
meesterknecht:
męjstǝrknɛx (L426p Buchten)
|
[N 67, 99b; monogr.]
II-9
|
30575 |
schilderswerkplaats |
werkplaats:
werǝkplāts (L426p Buchten)
|
De ruimte waar de huisschilder de verf bereidt, zijn voorraden bewaart en in voorkomende gevallen ook verplaatsbare voorwerpen schildert. De werkplaats van een rijtuigschilder is beter ingericht en uitgebreider. Behalve een bergplaats voor materialen en een werkplaats voor verschillende doeleinden is hier een aparte verniskamer. (Zwiers II, pag. 326). [N 67, 99f]
II-9
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
aardappelmesje:
aerpelmeske (L426p Buchten),
aardappelmetsje:
éérpelmetske (L426p Buchten)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|