34629 |
schokken |
schokkelen:
šokǝlǝ (L426p Buchten),
stoten:
štuǝtǝ (L426p Buchten)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders ophalen:
sjouwers ophaole (L426p Buchten),
schikschouderen:
sjiksjouwere (L426p Buchten)
|
schokschouderen [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22371 |
schommel |
schokkel:
sjokkel (L426p Buchten, ...
L426p Buchten,
L426p Buchten)
|
Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || schommel [SGV (1914)] || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
30616 |
schoolbordenverf |
schoolbordenverf:
šǭlbǫrdǝvɛrǝf (L426p Buchten)
|
Speciale verfsoort die diepzwart opdroogt, een kalkdof, enigszins ruw oppervlak vertoont en bestand is tegen afwassen met water. [N 67, 29]
II-9
|
21366 |
schoolopziener |
schoolopziender:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
sjōōalopzeinder (L426p Buchten)
|
schoolopziener [SGV (1914)]
III-3-1
|
19424 |
schoon, rein |
proper:
(o=oa) o als in engels board
prôper (L426p Buchten)
|
Rein, schoon, als gevolg van het poetsen (schoon, proper) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
sjoandochter (L426p Buchten)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
sjoanmooder (L426p Buchten)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20351 |
schoonouders |
schoonouders:
sjoanauwers (L426p Buchten)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20150 |
schoonvader |
schoonvader:
sjoanvader (L426p Buchten)
|
schoonvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|