24459 |
bunzing |
fis:
vis (L426p Buchten)
|
bunzing [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
21245 |
bus |
bus:
bus (L426p Buchten)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
32223 |
busguts |
busbeitel:
bøs˱bęjtǝl (L426p Buchten)
|
De zware holronde beitel met lange steel waarmee het met behulp van avegaar en schulpboor in de naaf geboorde gat passend wordt gemaakt voor de naafbus. Zie ook afb. 194 en het lemma ɛnaafbusɛ in wld II.11, pag. 133.' [N G, 26c]
II-12
|
21303 |
buskruit |
pulver (<lat.):
polfer (L426p Buchten)
|
buskruit [SGV (1914)]
III-3-1
|
30632 |
buskwast |
buskwast:
bø̜skwas (L426p Buchten)
|
Kwast waarbij de haarbundel in een ijzeren of koperen bus bevestigd is. [N 67, 30b]
II-9
|
33131 |
bussel kort stro |
warbussel:
wōrbø̜sǝl (L426p Buchten)
|
Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28]
I-4
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bussel:
bø̜sǝl (L426p Buchten)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
20223 |
buurman |
nabuur:
noaber (L426p Buchten)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
nabuur:
in de noaber (L426p Buchten)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
uchteren:
ochtre (L426p Buchten)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|