e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

Gevonden: 3668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bunzing fis: vis (Buchten) bunzing [DC 07 (1939)] III-4-2
bus bus: bus (Buchten) bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)] III-3-1
busguts busbeitel: bøs˱bęjtǝl (Buchten) De zware holronde beitel met lange steel waarmee het met behulp van avegaar en schulpboor in de naaf geboorde gat passend wordt gemaakt voor de naafbus. Zie ook afb. 194 en het lemma ɛnaafbusɛ in wld II.11, pag. 133.' [N G, 26c] II-12
buskruit pulver (<lat.): polfer (Buchten) buskruit [SGV (1914)] III-3-1
buskwast buskwast: bø̜skwas (Buchten) Kwast waarbij de haarbundel in een ijzeren of koperen bus bevestigd is. [N 67, 30b] II-9
bussel kort stro warbussel: wōrbø̜sǝl (Buchten) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4
bussel uitgedorst stro bussel: bø̜sǝl (Buchten) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buurman nabuur: noaber (Buchten) buurman [SGV (1914)] III-3-1
buurt nabuur: in de noaber (Buchten) buurt (in de ~) [SGV (1914)] III-3-1
buurten uchteren: ochtre (Buchten) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] III-3-1