19726 |
drinkbus |
blik:
blę̄k (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De blikken fles waarin men drank, meestal koffie, bewaart. De opgave "lutte" uit Q 121 is metaforisch gebruikt. Wanneer iemand die bijzonder veel dorst heeft een hele grote drinkbus meebrengt zegt men wel dat hij "eŋ lo̜t" (luchtkoker) heeft meegebracht (Lochtman pag. 76). [N 95, 52; monogr.; Vwo 127; Vwo 158; div.]
II-5
|
20499 |
drinken |
de dorst lessen:
de doos lèsche (L426p Buchten),
drinken:
drinke (L426p Buchten)
|
drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34333 |
drinken bij de zeug |
lotsen:
lotšǝ (L426p Buchten)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
19574 |
drinkglas |
bierglas:
beerglaas (L426p Buchten),
glas:
glaas (L426p Buchten)
|
drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
schopje:
schepke (L426p Buchten),
wijnglas:
wienglas (L426p Buchten)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] || jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
drink:
drēŋk (L426p Buchten)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
20564 |
droesem |
dras:
dras (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
droesem [SGV (1914)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30580 |
droge verfstoffen |
bruine oker:
brūnǝn ōkǝr (L426p Buchten),
chromaatblauw:
kromātblǫw (L426p Buchten),
chromaatgeel:
kromāt˲gē̜l (L426p Buchten),
chromaatgroen:
kromāt˲grø̄n (L426p Buchten),
dodekop:
dōdǝkǫp (L426p Buchten),
engels rood:
ęŋǝlš rōat (L426p Buchten),
florentijnse lak:
florɛntīnsǝ lak (L426p Buchten),
gebrende terra di sienna:
gǝbręndǝ tɛra de sjɛna (L426p Buchten),
gele oker:
gē̜lǝ ōkǝr (L426p Buchten),
gele ultramarijn:
gē̜lǝ øltramaręjn (L426p Buchten),
ijzermenie:
īzǝrmēni (L426p Buchten),
kalkgroen:
kalǝk˲grø̄n (L426p Buchten),
karmijn:
karmīn (L426p Buchten),
loodmenie:
lōatmēni (L426p Buchten),
mineraalblauw:
minǝrālblǫw (L426p Buchten),
oker:
ōkǝr (L426p Buchten),
ongebrende terra di sienna:
ongǝbręndǝ tɛra de sjɛna (L426p Buchten),
permanentgroen:
pɛrmanɛnt˲grø̄n (L426p Buchten),
perziaans rood:
pɛrzijāns rōat (L426p Buchten),
rijtuigenzwart:
rītȳgǝžwart (L426p Buchten),
schijtgeel:
šīt˲gē̜l (L426p Buchten),
signaalrood:
senjālrōat (L426p Buchten),
ultramarijnsblauw:
øltramarīns˱blǫw (L426p Buchten),
zinkgeel:
zeŋk˲gē̜l (L426p Buchten),
zinkgroen:
zeŋk˲grø̄n (L426p Buchten),
zwartsel:
šwɛrtsǝl (L426p Buchten)
|
De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.]
II-9
|
20507 |
dronkaard |
zuielaar:
zöjelaèr (L426p Buchten),
zuiplap:
zōēplap (L426p Buchten)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
bezopen:
bezòpe (L426p Buchten),
zat:
zaat (L426p Buchten)
|
dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)]
III-2-3
|