22079 |
duivenhok op een zolder |
duivenspijker:
doevesjpieker (L426p Buchten)
|
een duivenhok op een zolder? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22096 |
duivenkweker |
fokker:
fokker (L426p Buchten)
|
een persoon die duiven houdt om te kweken en te verkopen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
duivenkorf:
doevekörf (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)] || Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met diverse hokjes, om het inkorven gemakkelijk te maken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenliefhebber:
doeveleefhöbber (L426p Buchten),
duivenmelker:
doevemelker (L426p Buchten)
|
een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
spijker:
špikǝr (L426p Buchten)
|
Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
zij:
zie (L426p Buchten)
|
wijfjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
duizelig:
duuzelig (L426p Buchten),
duzelig (L426p Buchten)
|
duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20721 |
dun sneetje brood |
dun schijfje:
Syst. WBD
dun sjiefke (L426p Buchten)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19310 |
durven |
dorren:
dorre (L426p Buchten)
|
durven [SGV (1914)]
III-1-4
|
17895 |
duwen |
duwen:
duuje (L426p Buchten)
|
duwen [SGV (1914)]
III-1-2
|