e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buggenum

Overzicht

Gevonden: 1532
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijshout, bonenstaak rijs: ries (Buggenum), riesder (Buggenum), wiej ich hem dèt zacht, sjoatter weg wieei ries = ijlde hij weg, spoedde hij zich weg  rīēs (Buggenum) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [SGV (1914)] || rijs [SGV (1914)] || rijzen (mv.) [SGV (1914)] I-7
rijtuig rijtuig: ritȳx (Buggenum) Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13
ringbaard vissersbaard: vĕssersbaard (Buggenum) ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)] III-1-1
ringmus veldmus: vèltmös (Buggenum) ringmus III-4-1
ringrijden, ringsteken ringsteken: ringkstêke (Buggenum) ringsteken [SGV (1914)] III-3-2
riool goot: ps. omgespeld volgens Frings.  gø͂ͅt (Buggenum) riool [SGV (1914)] III-3-1
rit rit: rit (Buggenum) rit [SGV (1914)] III-3-1
ritselen ritselen: ritsele (Buggenum) ritselen [SGV (1914)] III-4-4
rochelen rochelen: rochele (Buggenum) rochelen [SGV (1914)] III-1-2
rode aalbes miemerten: mīēmert (Buggenum) aalbes [SGV (1914)] I-7