21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
riĕjaal (L323p Buggenum),
rəjaal (L323p Buggenum)
|
gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
timpelteer:
t rijp geworden vruchtbeginsel der hondsroos
tēpĕlte͂r (L323p Buggenum)
|
rozenbottel [SGV (1914)]
III-4-3
|
17767 |
rug |
rug:
rök (L323p Buggenum, ...
L323p Buggenum)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
ruuke (L323p Buggenum)
|
ruiken [DC 53 (1978)]
III-1-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
rȳn (L323p Buggenum)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roeten oast (L323p Buggenum)
|
Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
34024 |
rund |
rind:
renjtj (L323p Buggenum),
rentj (L323p Buggenum)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
horsel (L323p Buggenum),
det vroumus is ein hoorsel, = die vrouw is niet voor de poes, = det vroumus h?t höök oppe t?nj
hoorsel (L323p Buggenum)
|
horzel [SGV (1914)] || paardenwesp [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
vee:
vē (L323p Buggenum)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rups:
rōēps (L323p Buggenum, ...
L323p Buggenum)
|
rups [SGV (1914)]
III-4-2
|