e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buggenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slenteren klenderen: klenjere (Buggenum), klendersten: klenderste (Buggenum), lanterfanten: lanterfante (Buggenum) slenteren(d lopen) [SGV (1914)] III-1-2
slepen slepen: sjleipe (Buggenum), šlęi̯pǝ (Buggenum) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)] I-2, III-1-2
slib, rivierbodem slijm: sjliem (Buggenum) slib [SGV (1914)] III-4-4
slikken slikken: schlikke (Buggenum) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slobkous gamasche: kemasje (Buggenum) slobkous [SGV (1914)] III-1-3
slok slok: schlòk (Buggenum) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slons (slodder?) slons: sjlóns (Buggenum) slons [SGV (1914)] III-1-4
slot slot: šlǭt (Buggenum) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
slurpen slurpen: schlurpe (Buggenum), sjlörpe (Buggenum) slorpen [SGV (1914)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)] III-2-3
smaken smaken: sjmake (Buggenum) smaken [SGV (1914)] III-2-3