34297 |
varken |
varken:
vrɛkǝ (L323p Buggenum),
vrɛ̄kǝ (L323p Buggenum)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vrɛ̄kǝs[stal] (L323p Buggenum)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (L323p Buggenum)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vasteloavendj (L323p Buggenum)
|
Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastedaag (L323p Buggenum),
vastendaag (L323p Buggenum),
zwarte dag:
Opm. = Goede Vrijdag.
zwart daag (L323p Buggenum)
|
vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (L323p Buggenum)
|
vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
20497 |
veelvraat |
veelvraat:
völvroat (L323p Buggenum)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
peel:
pēl (L323p Buggenum)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
21182 |
veerpont |
veer:
vêr (L323p Buggenum)
|
veer (overvaart) [SGV (1914)]
III-3-1
|
19431 |
vegen, keren |
vegen:
vêge (L323p Buggenum)
|
vegen [SGV (1914)]
III-2-1
|