17783 |
zien, kijken |
kijken:
kīēke (L323p Buggenum),
zien:
zeen (L323p Buggenum)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [SGV (1914)]
III-1-1
|
17827 |
zitten |
zitten:
zitte (L323p Buggenum)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zeuke (L323p Buggenum)
|
zoeken [SGV (1914)]
III-1-2
|
20828 |
zoethout |
zoethout:
zeuthout (L323p Buggenum)
|
zoethout [SGV (1914)]
III-2-3
|
19719 |
zolder |
zolder:
zøͅldər (L323p Buggenum)
|
zolder [SGV (1914)]
III-2-1
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
overden:
ø̜̄vǝr[den] (L323p Buggenum)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
26149 |
zomen |
zomen:
zø̜jmǝ (L323p Buggenum)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
23339 |
zonde |
zonde:
zunj (L323p Buggenum)
|
zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
23340 |
zonden |
zonden:
zunj (L323p Buggenum)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (L323p Buggenum)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|