17745 |
zwak, slap |
zwak:
zwaak (L323p Buggenum)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraan:
kraon (L323p Buggenum),
kroan (L323p Buggenum),
raaf:
raaf (L323p Buggenum)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)]
III-4-1
|
24930 |
zwavelx |
zwagel:
ps. onder de è staat nog een streepje; deze combinatieletter is niet te maken.
žwègel (L323p Buggenum)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
šmek (L323p Buggenum)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zjwumme (L323p Buggenum)
|
zwemmen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18045 |
zweren, etteren |
etteren:
èttere (L323p Buggenum),
netteren:
nèttere (L323p Buggenum),
zweren:
zjwêre (L323p Buggenum)
|
etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)]
III-1-2
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
zwrɛ̄m (L323p Buggenum)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
28505 |
zwermen |
zwermen:
žwrɛ̄mǝ (L323p Buggenum)
|
Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.]
II-6
|
18005 |
zweten |
zweten:
zjweite (L323p Buggenum)
|
zweten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21410 |
zwijgen |
zwijgen:
zjwiege (L323p Buggenum)
|
zwijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|