20223 |
buurman |
nabuur:
noaber (L323p Buggenum)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
nabuur:
onger de noaber (L323p Buggenum)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
buurten:
buurte (L323p Buggenum)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21307 |
cavalier |
cavalier (fr.):
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
kavaljee (L323p Buggenum)
|
Cavelier [SGV (1914)]
III-3-1
|
28448 |
cel |
cel:
sɛl (L323p Buggenum),
huisje:
hȳskǝ (L323p Buggenum)
|
Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56]
II-6
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
druugworst (L323p Buggenum)
|
droogworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
schègring (L323p Buggenum)
|
chagrijn [SGV (1914)]
III-1-4
|
20545 |
cichorei |
sokkerij:
sŏkkerei (L323p Buggenum),
suikerij:
sŏkerei (L323p Buggenum),
sŏkkerei (L323p Buggenum)
|
cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
srø͂ͅkul (L323p Buggenum),
kring:
krink (L323p Buggenum)
|
cirkel [SGV (1914)] || kring [SGV (1914)]
III-4-4
|
19823 |
commode, ladenkast |
commode:
kəmot (L323p Buggenum)
|
commode [SGV (1914)]
III-2-1
|