20346 |
grootmoeder |
bestemoeder:
(oude vorm)
bestemooder (L323p Buggenum),
grootmoeder:
grootmoder (L323p Buggenum),
grôôtmooder (L323p Buggenum)
|
grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
grootoujers (L323p Buggenum)
|
grootouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25007 |
grootte |
grootte:
grôôte (L323p Buggenum)
|
grootte [SGV (1914)]
III-4-4
|
20288 |
grootvader |
grootvader:
grootvader (L323p Buggenum)
|
grootvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25004 |
grootx |
groot:
groöt (L323p Buggenum)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
houp (L323p Buggenum),
hopen (mv.):
huip (L323p Buggenum)
|
hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
24857 |
grote weegbree |
ezelsoren:
ɛ̄zǝlsōǝrǝ (L323p Buggenum)
|
Plantago major L. Zeer algemeen voorkomend onkruid in akkers, tuinen en wegbermen, met breed-eironde, duidelijk generfde bladeren, die in een rozet vanuit de wortel groeien. Bovenaan de rechtopgaande stengel zit een langwerpige groene aar met bruine pluisjes. De plant wordt tot 50 cm hoog en bloeit van mei tot november. Bij de naamgeving worden de grote (of brede) en smalle weegbree (zie het lemma Smalle Weegbree) vaak niet van elkaar onderscheiden. Bij de volgende opgaven werd specifiek verneld dat ze op de grote betrekking hebben.
I-5
|
18872 |
gruwelijk |
schrikkelijk:
Opm. het woord gruwelijk is hier onbekend.
sjrikkelik (L323p Buggenum)
|
gruwelijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
19082 |
guit |
guit:
gūūt (L323p Buggenum)
|
guit [SGV (1914)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
gölje (L323p Buggenum)
|
gulden [SGV (1914)]
III-3-1
|