22440 |
masker |
mommegezicht:
ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).
mŏmmegezicht (L323p Buggenum)
|
masker [SGV (1914)]
III-3-2
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L323p Buggenum)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
mazele (L323p Buggenum)
|
mazelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
munjig (L323p Buggenum)
|
mondig [SGV (1914)]
III-2-2
|
21273 |
meester |
meester:
meister (L323p Buggenum)
|
meester [SGV (1914)]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māxt (L323p Buggenum)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
heggendoorn:
hèkkedoare (L323p Buggenum)
|
haagdoorn [SGV (1914)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
keverd:
kêvert (L323p Buggenum),
meikever:
meikêver (L323p Buggenum)
|
meikever [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
mèdje (L323p Buggenum),
mêdje (L323p Buggenum)
|
meisje [SGV (1914)] || meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
leefste (L323p Buggenum),
meidje:
mèdje (L323p Buggenum)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|