19826 |
kat |
dakhaas:
dakhaas (Q096p Bunde)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20488 |
kauwen |
knauwelen:
knawwelen (Q096p Bunde)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33781 |
keel |
strot:
strō.t (Q096p Bunde)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kièl (Q096p Bunde),
kèl (Q096p Bunde),
strot:
štrōt (Q096p Bunde)
|
keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17686 |
keelgat |
keelgat:
kèlgaat (Q096p Bunde),
keelslok:
kèlslook (Q096p Bunde)
|
keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keffe (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde)
|
Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
kerkhof (Q096p Bunde),
kéérkuf (Q096p Bunde),
kéérköf (Q096p Bunde)
|
Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
22457 |
ketelmuziek |
ketelmuziek:
ketelmeziek (Q096p Bunde)
|
Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18208 |
kiel |
kiel:
keël (Q096p Bunde)
|
Korte werkjas, kiel. Hoe noemt men het kledingstuk, in de regel van blauw, soms van grijs katoen, een enkele maal ook wel van een andere kleur, dat hoofdzakelijk door boeren en landarbeiders, in het werk wordt gedragen? Het kledingstuk valt ruim om het li [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
17764 |
kies |
baktand:
baktand (Q096p Bunde),
bàktànd (Q096p Bunde)
|
kies [DC 01 (1931)]
III-1-1
|