18246 |
slecht gekleed persoon |
lommelenkerel:
lommele kèl (Q096p Bunde)
|
in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
hondsvottenweer:
hóndsvòttewéér (Q096p Bunde),
hondsweer:
hónswéér (Q096p Bunde),
nut (weer):
nöt wéér (Q096p Bunde),
schouw (weer):
sjoe wéér (Q096p Bunde),
sjōē wéér (Q096p Bunde),
slecht (weer):
sjléch wéér (Q096p Bunde)
|
slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
17930 |
slenteren |
slenteren:
sjellèndere (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde),
sjlentere (Q096p Bunde)
|
lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17899 |
slepen |
sjorren:
Een zwaar voorwerp slepend vooruittrekken.
sjòrre (Q096p Bunde)
|
slepen [ZND m]
III-1-2
|
24535 |
sleutelbloem |
kerksleutel:
-
keirksleutel (Q096p Bunde)
|
sleutelbloem [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24952 |
slib, rivierbodem |
sladder:
sjladder (Q096p Bunde)
|
slib, geheel van de bodembestanddelen die door water worden meegevoerd of zich uit water hebben neergezet, wanneer het nog niet verhard is [slob,blets, blei] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22469 |
sliepuit |
sliepuit:
sjliep:oet (Q096p Bunde),
sliepuit, sliepuit:
sjlīēp ōēt! sjlīēp ōēt! (Q096p Bunde),
(hierbij wordt met de wijsvingers over elkaar gewreven).
sjliep oet-sjliep oet (Q096p Bunde)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] || uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)]
III-3-2
|
32901 |
slijpbus, hoorn |
slijpbus:
šlīp˱bø̜s (Q096p Bunde)
|
Om goed te kunnen scherpen moet de wetsteen vochtig zijn. Daartoe droeg de maaier de wetsteen in een bakje of busje met water aan zijn riem of broekband. Soms werd hiertoe een stevige koehoorn gebruikt, waaraan een haakje was bevestigd. Soms ook plaatste men de bus of de hoorn met de punt in de grond. Waar het gebruik van de houten strekel en van de wetsteen niet (meer) onderscheiden is, wordt de slijpbus of hoorn (met vloeistof) die bij de wetsteen hoort, wel verward met het zandblok of de klomp (met zavel) die bij de strekel hoort. In de Belgische Kempen en in West-Haspengouw komt de slijpbus niet voor. Zie afbeelding 9, nummer 5. Zie ook het volgende lemma voor de inhoud van de slijpbus. [N 18, 81; JG 1a, 1b, 2c; A 23, 16II; monogr.]
I-3
|
20502 |
slikken |
slikken:
sjlikken (Q096p Bunde)
|
slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18228 |
slip |
slip:
sjlup (Q096p Bunde)
|
afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)]
III-1-3
|