18241 |
te groot zijn |
slodderen:
sjlodderen (Q096p Bunde)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17680 |
teen |
teen:
tièèn (Q096p Bunde),
tjèn (Q096p Bunde)
|
teen (toon) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
telefoon (Q096p Bunde),
tillefoon (Q096p Bunde)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21211 |
telefooncel |
telefooncel:
telefooncel (Q096p Bunde),
tillefooncel (Q096p Bunde)
|
het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21208 |
telegram |
telegram:
telegram (Q096p Bunde)
|
een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25228 |
tocht, zuiging van lucht |
trek:
trék (Q096p Bunde)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24255 |
tochtig |
bokkig:
bø̜kex (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde),
spelig:
spēlex (Q096p Bunde)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
21215 |
tolboom |
barrier (<fr.):
breer (Q096p Bunde)
|
de boom waarmee de weg kan worden afgesloten op de plaats waar men tol moet betalen [barrier, brier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22658 |
toneelspel |
toneel:
toneel en danse in de koosjtal op de muziek van ein muziek dwas (Q096p Bunde)
|
Lievelingsspel 5. [SND (2006)]
III-3-2
|
17620 |
tong |
tong:
tong (Q096p Bunde),
tòng (Q096p Bunde)
|
tong [DC 01 (1931)]
III-1-1
|