18235 |
medaillon |
medaillon:
medaillon (Q095a Caberg)
|
rond, ovaal- of hartvormig sieraad waarin een portretje of iets dergelijks bewaard wordt [medaillon, mejonneke, boot, coulant] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18855 |
medelijden |
compassie:
kompassie (Q095a Caberg)
|
een gevoel van smart over het leed van andere mensen [medelijden, kompassie, deernis, deer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20407 |
meerderjarig |
meerderjarig:
mierderjaorig (Q095a Caberg),
mondig:
mundig (Q095a Caberg)
|
meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
24331 |
meikever |
meikever:
WBD/WLD
meikever (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
z⁄n leefste (Q095a Caberg),
meidje:
ze meitske (Q095a Caberg)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
liefste:
leefste (Q095a Caberg),
leeste (Q095a Caberg)
|
verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18125 |
melaatsheid |
melaats:
melaats (Q095a Caberg)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20970 |
melig |
melig:
WBD/WLD
melig (Q095a Caberg)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33554 |
meloen |
meloen:
WBD/WLD
meloen (Q095a Caberg)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meine (Q095a Caberg)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|