id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21846 | onbeschaafd | astrant: astrant (Caberg), lomp: loomp (Caberg) | ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)] III-3-1 |
21792 | onbeschaamd | astrant: astrant (Caberg), onbeschaamd: oonbesjeemp (Caberg) | geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)] III-3-1 |
25149 | onbewolkt | klare lucht: klaor loch (Caberg) | wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4 |
24637 | ondereinde van de stam | vot: WBD/WLD de vot (Caberg) | Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3 |
18401 | ondergoed | ondergoed: oondergood (Caberg) | ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3 |
18257 | onderhemd | hemd: humme (Caberg) | onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3 |
18313 | onderjurk | onderrok: onderrok (Caberg) | onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3 |
18315 | onderrok | onderrok: onderrok (Caberg) | onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)] III-1-3 |
18947 | ondeugend, stout | ondeugend: oondeugend (Caberg), slecht luisterend: slech luusterend (Caberg), stout: stout (Caberg) | stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18948 | ondeugende vrouw | del: ⁄n del (Caberg), loeder: e loeder (Caberg), sloerie: ⁄n sloerie (Caberg) | een vrouw die zich niet aan de zedelijke normen houdt, zich niet volgens deze gedraagt, en zich er niet aan stoort [loeter] [N 85 (1981)] III-1-4 |