e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Caberg

Overzicht

Gevonden: 1390
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scapulier scapulier: sjapelier (Caberg) Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3
schaatsen schaatsen: sjaatse (Caberg) Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] III-3-2
schaften rusten: röste (Caberg) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] III-3-1
scheel zien scheel kijken: sjeel kieke (Caberg) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
scheermes scheermes: sjeermets (Caberg) een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)] III-1-3
schelden, schimpen choqueren (<fr.): sjekeere (Caberg), schampen: sjampe (Caberg) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] III-1-4
schelm clown: ⁄ne clown (Caberg), kwast: ⁄ne kwas (Caberg), strop: ⁄n ströp (Caberg) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] III-1-4
schenkel schenkel: sjinkəl (Caberg) schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] III-2-3
scherp de waarheid zeggen recht in zijn gezicht zeggen: ⁄t rech in ze geziech zegke (Caberg) iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)] III-3-1
scherp luisteren de oren spitsen: de oere spitse (Caberg) [N 84 (1981)] III-1-1