21779 |
(kleine) zelfstandige |
winkelkerel:
weenkelkél (L245a Castenray),
winkelvrouwmens:
weenkelvrowmeens (L245a Castenray)
|
Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
31697 |
aaks |
aaks:
áks (L245a Castenray),
bijl:
bil (L245a Castenray)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
33480 |
aalbes, struik |
miemerenstruik:
miemerestroek (L245a Castenray)
|
bessenstruik
I-7
|
20794 |
aanbranden |
aanbranden:
van bijvoorbeeld vlees
ánbrânde (L245a Castenray)
|
aanbranden
III-2-3
|
20350 |
aangetrouwd |
aangetrouwd:
ángetrowd (L245a Castenray)
|
aangetrouwd; door trouwen aan familie (etc.) verwant
III-2-2
|
19975 |
aanhitsen |
aanhissen:
ánhisse (L245a Castenray, ...
L245a Castenray),
hissen:
hisse (L245a Castenray, ...
L245a Castenray)
|
ophitsen ve hond
III-2-1
|
19672 |
aanrecht |
aanrecht:
ennen ánrecht bestöt uut \'n ánrechtblad, ennen ánrechtstieën en ennen ánrechtkâst
ánraech(t) (L245a Castenray)
|
aanrecht
III-2-1
|
18887 |
aanstaan |
bevallen:
bevalle (L245a Castenray)
|
bevallen, naar de zin zijn
III-1-4
|
21773 |
aansteller |
grootskop:
grótskòp (L245a Castenray)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
34148 |
aanstieren |
aanstieren:
ánstīrǝ (L245a Castenray)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|