25181 |
regenboog |
regenboog:
raegenboeëg (L245a Castenray)
|
regenboog
III-4-4
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
raegene (L245a Castenray)
|
regenen
III-4-4
|
30537 |
regenpijp |
regenpijp:
rē̜gǝnpīp (L245a Castenray)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|
24308 |
regenworm |
dauwpier:
doepier (L245a Castenray),
dauwworm:
daowwörm (L245a Castenray),
pier:
piēr (L245a Castenray),
regenworm:
raegenwörm (L245a Castenray)
|
regenworm
III-4-2
|
31835 |
reischaaf |
reischaaf:
rējsxāf (L245a Castenray)
|
Zware, lange schaaf met dubbele beitel, waarmee reeds grof bewerkt hout zuiver glad en recht wordt geschaafd. Het schaafblok van een reischaaf is ongeveer 70 tot 80 cm lang, 7 cm breed en 7 cm hoog. Zie ook afb. 36. De reischaaf wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper schaaft er bijvoorbeeld de bovenkant van de duigen van een vat mee glad. [N 53, 61; N E, 35a; N G, 35b; monogr.]
II-12
|
24294 |
restant insecten |
muggenzwerm:
muggezwaerm (L245a Castenray),
rupsennest:
roepsennaest (L245a Castenray),
rupsenzaad:
Bij sommige mensen veroorzaken deze uitwerpselen een jeukerig gevoel.
roepsezaod (L245a Castenray),
spoelworm:
nematodes
spuulwörm (L245a Castenray),
watervlo:
watervloeë(n) (L245a Castenray)
|
muggenzwerm || rupsennest || rupsenzaad, uitwerpselen van een rups || spoelworm || watervlo
III-4-2
|
24302 |
restant vissen |
snoek:
esox lucius
snoēk (L245a Castenray)
|
snoek
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
bakelen:
zich met zand volgooien en uitschudden tegen ongedierte, v kippen en mussen
bakele (L245a Castenray),
kuluut:
kuluut (L245a Castenray),
rijstvogeltje:
munia oryzovora
riestvuggelke (L245a Castenray),
watervogel:
watervogel (L245a Castenray)
|
kluut || rijstvogeltje || watervogel || wentelen in het stof
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
frettieren:
frettieëre (L245a Castenray),
muizenkeuteltjes:
moēzekeutelkes (L245a Castenray),
muizenstaart:
moēzestart (L245a Castenray),
muizentand:
moēzetând (L245a Castenray),
rattenstaart:
rattestárt (L245a Castenray),
rekel:
raekel (L245a Castenray),
rits:
rits (L245a Castenray),
voorpoot:
vurpoeët (L245a Castenray)
|
bronstig || fretten, jagen met de fret || muizenkeutels || muizenstaart || muizentand || rattenstaart || rekel, mann. vos || voorpoot
III-4-2
|
20633 |
reuzel, bladvet |
vlies:
uitgebakken levert dit de kaantjes op
vlies (L245a Castenray)
|
ongesmolten vet van de longkwabben van het varken
III-2-3
|