32266 |
haalmes |
schalmmes:
sxalmmęs (L245a Castenray)
|
Lang mes met een gebogen blad en twee houten handvatten. De kuiper gebruikt het haalmes om de binnenzijde van de duig in de lengterichting licht uit te hollen. Zie ook afb. 210. [N E, 16; A 32, 7; monogr.]
II-12
|
20782 |
haas |
haas:
haas (L245a Castenray)
|
haas
III-4-2
|
18986 |
haast hebben |
zijn eigen haasten:
zien aege hoste (L245a Castenray),
zijn eigen spoeden:
zien aege spoeje (L245a Castenray)
|
spoeden, haasten || zich haasten, zich spoeden
III-1-4
|
18994 |
haastig |
haastig:
hósteg (L245a Castenray)
|
haastig, overijld
III-1-4
|
24319 |
hagedis |
ektis:
eektés (L245a Castenray)
|
hagedis
III-4-2
|
25143 |
hagelbui |
hagelbui:
hagelbuuj (L245a Castenray)
|
hagelbui
III-4-4
|
19692 |
hakmes |
heep:
Dén/die is mit de hieëp gemákt: die persoon is foeilelijk Zò bòt as \'n hieëp: zeer bot zijnde Ok d\'n diksten aekenboeëm velt dur \'n hieëp: grote zaken worden ook volbracht met kleine middelen
hieëp (L245a Castenray)
|
hakmes
III-2-1
|
20343 |
half- of stiefbroer |
halfbroer:
halfbruūr (L245a Castenray)
|
halfbroer, stiefbroer
III-2-2
|
20820 |
ham, hesp |
schink:
scheenk (L245a Castenray),
As ennen bo‰r t spek òp hit, göt hij án de schaenk: Het beste voor het laatst bewaren "Iederieën ziene smaak"zaej Hendrikske en toe sneejde hij zien aege t mager uut de schaenk
schaenk (L245a Castenray)
|
ham
III-2-3
|
31934 |
handboor, fretboor |
schroefboor:
sxrūf˱bōr (L245a Castenray)
|
Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.]
II-12
|