30770 |
het behang insmeren |
inpappen:
inpápǝ (L245a Castenray)
|
Het behangselpapier met behulp van de papborstel met plaksel bestrijken. [N 67, 97a; monogr.]
II-9
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras maaien:
gras maeje (L245a Castenray)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'het gras afmaaien\'? (afdoen, afsnijden) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
20393 |
het huwelijk ontbinden |
vaneengaan:
vanéngaon (L245a Castenray)
|
scheiden
III-2-2
|
19638 |
het licht aandoen |
aandraaien:
Dit komt ook voor.
ándraeje (L245a Castenray),
de lamp aandoen:
de lámp ándoen (L245a Castenray),
de lamp aanmaken:
de lámp ánmake (L245a Castenray)
|
Wat zegt u tegen \'het licht aansteken\'? (aandoen, aanmaken, aandraaien) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19768 |
het vuur aansteken |
aansteken:
ánstaeke (L245a Castenray),
Gillie het dat vuurke ángestòkt
ánstaeke (L245a Castenray)
|
aansteken || doen ontsteken/ vlam vatten
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
uitdoen:
Ge mòt de lámp ientieds uutdo‰n
uutdoēn (L245a Castenray)
|
(uit)doven
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
hettenbliksem (L245a Castenray)
|
stamppot van aardappelen met peren of appelen
III-2-3
|
31609 |
hoefmes |
kapmes:
kápmɛs (L245a Castenray)
|
Het mesachtige werktuig waarmee de paardenhoef wordt bijgesneden en gereinigd alvorens het nieuwe hoefijzer wordt geplaatst. Zie ook afb. 228. Invullers uit L 165 en L 213 gebruikten een tang om hoorn van de hoef af te knippen. [JG 1a; JG 1b; N 33, 363-365; monogr.; N 33, 181]
II-11
|
31592 |
hoefstal, noodstal |
noodstal:
notstal (L245a Castenray)
|
Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
II-11
|
32445 |
hoge klomp |
huifklomp:
hūf[klomp] (L245a Castenray),
kapklomp:
kap[klomp] (L245a Castenray)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|