34251 |
karnstaf |
karnpols:
kęnǝpøls (L245a Castenray),
pols:
pøls (L245a Castenray)
|
Boterstoter bestaande uit een stok met een aan de onderzijde bevestigde plank die van gaatjes is voorzien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 19, 20, 21 en 23; A 16, 8, 8a, 8b en 8c; L 22, 8; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c; Ge 22, 18, 19 en 20; monogr.; add. uit: N 5A (I]
I-11
|
34250 |
karnvat |
botterkarn:
[botter]kęn (L245a Castenray),
karn:
kęn (L245a Castenray)
|
Botervat waarbij de karnstaf (zie het lemma ''karnstaf'' (12.3) in deze aflevering) met de daaraan bevestigde schijf in een op- en neergaande beweging wordt gebracht. Dit vat, waarin de melk tot boter gekarnd wordt, kan van verschillende materialen gemaakt worden. Vaak was het van hout (kersenhout kērs in L 329) of steen en soms van metaal, bijvoorbeeld van een omgebouwde melkbus (melkbus męlǝkbøs in L 322a, melktuit męlǝktø̜i̯t in L 163, 164 en 165, tuit tø̜i̯t in L 373). Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering.' [A 7, 19, 19a en 23; A 16, 8a; L 1a-m; L 22, 8 add.; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 17; Ge 22, 11, 15 en 16; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
19398 |
karpet, vloerkleed |
karpet:
vloerkleed
kerpet (L245a Castenray),
vloerkleed:
vloērklieëd (L245a Castenray)
|
karpet || vloerkleed
III-2-1
|
32224 |
karspoor |
karrenspoor:
kárǝspōr (L245a Castenray),
karspoor:
kárspōr (L245a Castenray)
|
Bij een onverharde weg, de twee evenwijdig lopende uithollingen in het wegdek, veroorzaakt door de wielen van de kar. [JG, 1a; monogr.]
II-12
|
19695 |
kast |
kast:
Enne kâs van \'n huus Nó de kermes ligge de muËs doeëd vur de kâs: gezegde, nadat men grote uitgaven heeft gedaan t.b.v. een feestelijke gebeurtenis Hij/Zij druËgt \'t kaesje òp de rug en schiet onder de kâs: Degenererende opmerking over een persoon met een bochel
kâs(t) (L245a Castenray)
|
kast
III-2-1
|
19505 |
kastplank |
bred:
brit (L245a Castenray),
kastplank:
kâs(t)plaank (L245a Castenray)
|
kastplank || schap
III-2-1
|
19826 |
kat |
kat:
kat (L245a Castenray),
miem:
miem (L245a Castenray),
mies:
mies (L245a Castenray, ...
L245a Castenray)
|
kat || kat, poes || kat, roepnaam
III-2-1
|
20604 |
kater |
haarpijn:
häörpien (L245a Castenray)
|
hoofdpijn ten gevolge van overmatig drankmisbruik
III-2-3
|
24179 |
kauw |
kauw:
kaow (L245a Castenray),
torenkraai:
coloeus monedula
torekraej (L245a Castenray)
|
kauw
III-4-1
|
20488 |
kauwen |
kauwen:
kaowe (L245a Castenray, ...
L245a Castenray),
knauwelen:
knáwwe(le) (L245a Castenray),
wegkneden:
wegknaeje (L245a Castenray)
|
fijnmaken met de tanden || kauwen || met flinke kauwende bewegingen iets taais opeten || onsmakelijk kauwen
III-2-3
|