24486 |
linde |
linde:
liende (L245a Castenray),
lindeboom:
liendenboeëm (L245a Castenray)
|
lindeboom
III-4-3
|
24625 |
lindebloesem |
lindebloesem:
liendenbloesem (L245a Castenray)
|
lindebloesem
III-4-3
|
19753 |
linnenkast |
lijnenkast:
lienekâs(t) (L245a Castenray)
|
linnenkast
III-2-1
|
31436 |
lintzaagmachine |
lintzaag:
lint˲zāx (L245a Castenray)
|
Stationaire machine voor het zagen van diverse materialen. Het zaagblad van de lintzaagmachine bestaat uit een stalen band zonder einde dat aan één kant van zaagtanden is voorzien en wordt aangedreven door een elektromotor. Het te zagen materiaal rust op een zaagtafel en wordt tegen het draaiende blad aangedrukt. Met de lintzaag kunnen ook gebogen zaagsnedes worden gemaakt. [N 50, 69; N 53, 16; monogr.]
II-12
|
24528 |
lisdodde |
duivelsknuppel:
dūvelsknuppel (L245a Castenray),
trommelslager:
typha latifolia
tròmmelslaeger (L245a Castenray)
|
lisdodde || lisdot
III-4-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̜̄kǝ (L245a Castenray),
toeten:
tūtǝ (L245a Castenray)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
31224 |
lood |
lood:
lūǝt (L245a Castenray)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
luǝt˲gītǝr (L245a Castenray),
pompenmaker:
pōmpǝmē̜kǝr (L245a Castenray)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
31981 |
loodlijn |
loodlijn:
luǝtlin (L245a Castenray)
|
Een loodrechte lijn, aangegeven door het schietlood of het waterpas. [N 53, 194b; monogr.]
II-12
|
24846 |
loof |
loof:
loeëf (L245a Castenray)
|
loof, gebladerte
III-4-3
|