28268 |
ladderafdeling |
ledderafdeling:
lɛdǝrafdēleŋ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Het gedeelte van de schacht waar men door middel van ladders de ondergrond kan bereiken. De ladderafdeling wordt uit veiligheidsoverwegingen aangelegd. Hij wordt gebruikt wanneer het kooivervoer uitvalt. Uit de opmerkingen van de invuller uit Q 15 blijkt dat dit niet vaak is voorgekomen; genoemde zegsman heeft het op de mijn Maurits alleen meegemaakt tijdens een bombardement in de Tweede Wereldoorlog. [N 95, 87; monogr.]
II-5
|
19668 |
lade |
schot:
mv ß‹s\\r
šōͅs (Q121a Chèvremont)
|
lade
III-2-1
|
28276 |
lader |
laadjong:
lātjǫn (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666]
II-5
|
18147 |
lam |
lammetje:
lɛmšǝ (Q121a Chevremont),
schaapje:
šø̄afjǝ (Q121a Chevremont)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (Q121a Chèvremont)
|
lamp
III-2-1
|
28213 |
lampekabel |
kabel:
kābǝl (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257]
II-5
|
27160 |
lampenkamer |
lampenboede:
lampǝb˙ūt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468]
II-5
|
19627 |
lampenkap |
lampenkap:
lampəkap (Q121a Chèvremont)
|
lampenkap
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wek (Q121a Chèvremont)
|
lampepit
III-2-1
|
28221 |
lampepot |
pot:
pǫt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De lampepot van de veiligheidslamp, gevuld met watten. [N 95, 243; N 95, 242; N 95, 248; monogr.]
II-5
|