21002 |
leverpastei |
lever-pastete:
leë’verpasteet (Q121a Chèvremont),
pastete (d.):
pasteet’ (Q121a Chèvremont)
|
leverpastei || pastei
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
leë’verwoeësj (Q121a Chèvremont)
|
leverworst
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
waterjuffer:
was’serjómfer (Q121a Ch?vremont)
|
libel
III-4-2
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kritisch:
kriet’tiesj (Q121a Chèvremont)
|
kribbig, knorrig
III-1-4
|
27568 |
lidmaatschapsboekje |
mitgliedsboekje:
metjlītsbøxsjǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Wilhelmina])
|
Lidmaatschapsboekje van de vakbond. [N 95, 983]
II-5
|
18881 |
liefkozen |
fommelen:
foe’mele (Q121a Chèvremont),
kalven:
kao’ve (Q121a Chèvremont),
knoefelen:
knoe’vele (Q121a Chèvremont),
knutsen:
knoet’sje (Q121a Chèvremont),
lief houden:
leef’haode (Q121a Chèvremont)
|
knuffelen || liefkozen
III-1-4
|
27466 |
lier |
haspel:
haspǝl (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale]),
mopje:
mø̜pjǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Algemene benaming voor een hijswerktuig met horizontaal geplaatste as waarmee bijvoorbeeld mijnwagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden. Een lier kan met de hand of mechanisch, bijvoorbeeld elektrisch of met perslucht, worden aangedreven. Volgens Defoin (pag. 174) maakt men in Nederland naar aanleiding van de aandrijving een onderscheid tussen een windas en een lier: de windas wordt met de hand gedraaid en de lier met een motor. Omdat vraag N 95A, 13 vrij algemeen was gesteld ("Hoe noemt u een lier waarmee wagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden") en omdat de lier in de mijn voor veel doeleinden wordt gebruikt, zijn de antwoorden "Hollandse lier" (Q 21), "rooflier" (Q 21), "stijlentrekker" (L 374) en "koepe-lier" (Q 21) verplaatst naar respectievelijk de lemmata Rooflier, Stijlentrekker en Koepe-lier. De opgave "kolom" uit Q 21 is volgens de invuller een zuilenlier en de term "mopje" werd volgens de zegsman uit Q 121a gebruikt voor een kleine lier in doortochten. De term "lier" is volgens de respondent uit Q 121c een Nederlandse benaming die op de Domaniale mijn pas in zwang kwam toen er een Nederlands sprekend kader op de mijn tewerkgesteld werd. [N 95A, 13; monogr.; N 95, add.; Vwo 477; Vwo 797]
II-5
|
24343 |
lieveheersbeestje |
heergodsdiertje:
her’jodsdeersje (Q121a Ch?vremont),
oligsmannetje:
oa’liegsmensje (Q121a Ch?vremont)
|
lieveheersbeestje || onzelieveheersbeestje
III-4-2
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
meikruidje:
mai’krüdsje (Q121a Chèvremont),
moedergodsbedstro:
modderjoades-bed’sjtrüe (Q121a Chèvremont)
|
lievevrouwebedstro || onzelievevrouwebedstro
III-4-3
|
20492 |
likken |
lekken:
Los miech ins an ¯t ies lek?ke
lek’ke (Q121a Chèvremont)
|
likken
III-2-3
|