19789 |
mes om kool te snijden |
kappesschaaf:
kapəsšāf (Q121a Chèvremont),
schaaf:
š‧āf (Q121a Chèvremont)
|
koolschaaf
III-2-1
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
smikken:
šmekǝ (Q121a Chevremont)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
31434 |
metaalbeugelzaag |
ijzerzeeg:
īzǝrzē̜ǝx (Q121a Chevremont)
|
Handzaag voor metaal waarbij het blad in een ijzeren beugel is gespannen. Zie ook afb. 136. [N 33, 250; N 33, 330; N 53, 10; N 64, 2a-b; monogr.]
II-11
|
29920 |
metselaar |
murer:
mȳrǝr (Q121a Chevremont)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
muren:
mūrǝ (Q121a Chevremont)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
32095 |
meubelmaken |
schrijneren:
šrīnǝrǝ (Q121a Chevremont)
|
[monogr.]
II-12
|
32088 |
meubelmaker |
schrijner:
šrīnǝr (Q121a Chevremont)
|
Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.]
II-12
|
19757 |
meubelstuk, meubel |
meubel:
møかəl (Q121a Chèvremont),
meubelstuk:
møかəlštøk (Q121a Chèvremont)
|
meubel || meubelstuk
III-2-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
miejau’we (Q121a Chèvremont)
|
miauwen
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
mid⁄daag (Q121a Chèvremont),
mid⁄dieg (Q121a Chèvremont)
|
middag
III-4-4
|