18254 |
gesp |
snal (<du.):
sjnal (Q121a Chèvremont)
|
sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
plastron (fr.):
plastron (Q121a Chèvremont)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
fantasieboks:
fantasieboks (Q121a Chèvremont)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20369 |
getuige |
bronker:
brunker (Q121a Chèvremont),
bronkerse:
brunkesje (Q121a Chèvremont)
|
mannelijke trouwgetuige
III-2-2
|
20388 |
getuige zijn |
bronken:
brónke (Q121a Chèvremont)
|
getuige zijn bij een kerkelijk huwelijk
III-2-2
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
jevierlieg (Q121a Chèvremont)
|
gevaarlijk
III-1-4
|
19743 |
gevel |
faèade:
fasāt (Q121a Chèvremont)
|
façade, voorgevel
III-2-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
jewölf (Q121a Chèvremont),
gewölbe:
jǝwø̜lǝp (Q121a Chevremont)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
27594 |
gezellenhuis |
gezellenhuis:
jǝz˙ɛlǝhūs (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
Het gebouw waar vrijgezellen uit andere provincies en landen die in de mijnen komen werken, worden gehuisvest. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat in Belgisch-Limburg de gezellenhuizen vanwege de franssprekende mijndirecties ten onrechte de naam "hotel" met een bijkomende benaming in het Frans kregen, bijvoorbeeld Hotel Central, Terminus, Concordia, Pologne, enz. [N 95A, 17]
II-5
|
19042 |
giechelen |
giechelen:
jief’fele (Q121a Chèvremont)
|
giechelen
III-1-4
|