18930 |
prutswerk |
broddelswerk:
brod’delswerk (Q121a Chèvremont),
gehoddel:
jehod’del(s) (Q121a Chèvremont),
gehoddels:
jehod’del(s) (Q121a Chèvremont),
geschuster (< du.):
jesjoes’ter (Q121a Chèvremont),
hoddelswerk:
hod’delswerk (Q121a Chèvremont),
klngelei (du.):
klungelij’ (Q121a Chèvremont),
klungelswerk:
klun’gelswerk (Q121a Chèvremont),
knoddelswerk:
knoed’delswerk (Q121a Chèvremont),
murks (du.):
mórks (Q121a Chèvremont),
pfusch-kraam:
foesj’kroam (Q121a Chèvremont),
pfusch-werk:
foesj’werk (Q121a Chèvremont)
|
broddelwerk, slecht werk, knoeiwerk || gepruts, knoeiwerk || minderwaardig werk || ondeugdelijk werk || prutswerk || slordig uitgevoerd werk
III-1-4
|
20651 |
pudding |
podding:
boed’dieng (Q121a Chèvremont)
|
pudding
III-2-3
|
27555 |
pungel |
kuiltas:
kultɛš (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Zolder])
|
De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579]
II-5
|
25014 |
punt, stip |
tip:
tiep (Q121a Chèvremont),
tippel:
tiep⁄pel (Q121a Chèvremont)
|
punt, stip
III-4-4
|
24227 |
putter |
distelvink:
dis’telvink (Q121a Chèvremont),
vlasvink:
Naar BS 252 geinterpreteerd als putter (JK)
vlaas’vink (Q121a Chèvremont)
|
distelvink || vlasvink
III-4-1
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pieama (Q121a Chèvremont)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19079 |
raad |
raad:
road (Q121a Chèvremont)
|
raad
III-1-4
|
19225 |
raadsel |
raadsel:
röad’sel (Q121a Chèvremont)
|
raadsel
III-1-4
|
27904 |
raam |
raamwerk:
rāmwɛrk (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale]),
venster:
venstǝr (Q121a Chevremont
[(+)]
)
|
Ondersteuning, bestaande uit twee stijlen, een kap en een vloerbalk. [N 95, 315; monogr.] || Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-5, II-9
|
33575 |
raapstelen |
stelen:
sjtieël (Q121a Chèvremont)
|
raapstelen
I-7
|