19414 |
rook |
zwadem:
šwām (Q121a Chèvremont)
|
rook
III-2-1
|
20676 |
room |
room:
D¯r room van de milch sjnütse
room (Q121a Chèvremont),
sahne (du.):
za’ne (Q121a Chèvremont)
|
room
III-2-3
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
roeës (Q121a Chèvremont),
rozen-stock:
roeë’zesjtok (Q121a Chèvremont)
|
roos || rozestruik
III-2-1
|
25040 |
rossig (kleur) |
roodlig:
rüed⁄lieg (Q121a Chèvremont),
rossig:
ros⁄sieg (Q121a Chèvremont),
vos:
voes (Q121a Chèvremont),
vossig:
voes⁄sieg (Q121a Chèvremont)
|
rossig
III-4-4
|
20955 |
rot |
rot:
Inne rótte appel
rót (Q121a Chèvremont),
vuil:
vū.l (Q121a Chèvremont)
|
rot
III-2-3
|
20896 |
rotten |
vuilen:
voel’le (Q121a Chèvremont)
|
rotten
III-2-3
|
28078 |
roven |
roven:
rōvǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De ondersteuningen wegnemen uit het ontkoolde pand. Met de term "snoeien" duidt men volgens de invullers uit Q 15 en Q 113 op respectievelijk de mijnen Maurits en de Emma het geheel of gedeeltelijk doorsteken van houten stijlen aan. [N 95, 568; N 95, 544; N 95, 571; N 95, 355; monogr.]
II-5
|
28080 |
rover |
rover:
rōvǝr (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Mijnwerker die de ondersteuningen uit het ontkoolde pand verwijdert. Men noemt ze "rovers" omdat ze de stutten wegnemen of roven alhoewel ze hun "buit" in het pand nevens de transportinstallaties achterlaten ter beschikking van de houwers van de volgende ploeg. De benaming "mannetjesklopper" halen ze uit het feit dat ze de spie van de metalen schuifstempels - waarin men met wat verbeelding het silhouet van een ijzeren "mannetje" kan vinden - met een lange hamer uit haar slot kloppen, waardoor de stempel ineenschuift (Defoin pag. 101). [N 95, 569; monogr.; Vwo 269; Vwo 385; Vwo 390; Vwo 500; Vwo 672; Vwo 719]
II-5
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rójaal (Q121a Chèvremont)
|
royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
25041 |
roze (kleur) |
roza:
roz⁄za (Q121a Chèvremont),
ro⁄za (Q121a Chèvremont)
|
roze (kleur)
III-4-4
|