e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ch?vremont

Overzicht

Gevonden: 2160
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkbeker beker: bɛxər (Chèvremont) beker III-2-1
drinkbus blik: blęx (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) De blikken fles waarin men drank, meestal koffie, bewaart. De opgave "lutte" uit Q 121 is metaforisch gebruikt. Wanneer iemand die bijzonder veel dorst heeft een hele grote drinkbus meebrengt zegt men wel dat hij "eŋ lo̜t" (luchtkoker) heeft meegebracht (Lochtman pag. 76). [N 95, 52; monogr.; Vwo 127; Vwo 158; div.] II-5
drinken nennen: kindertaal  nenne (Chèvremont), nien’ne (Chèvremont), pitsen: Kóm, vier junt ós jauw ee pit¯sje  pit’sje (Chèvremont), zuipen: Deë zoeffet wie inne karebengel, wie inne karehónk Vrès wie ing kats en zoef wie inne hónk, de bliefste jezónk Zoeffe krai: zuiplap  zoef’fe (Chèvremont) drinken III-2-3
drinkglas glas: jlās (Chèvremont), hengelglas: hɛŋəljlās (Chèvremont), tulp: tølp (Chèvremont) glas || glas met oor || hoog naar de voet spits toelopend drinkglas III-2-1
droge verfstoffen groenspaan: jrø̄nšpān (Chevremont), loodwit: luǝtwīs (Chevremont) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
dromer dromer: dreu’mer (Chèvremont) dromer III-1-4
dronkaard zuipbroer: zoef’broor (Chèvremont), zuiper: züffer (Chèvremont) drinkebroer III-2-3
dronken blauw: Heë woar zoeë blauw, dat heë nit mieë óp de bee koeët sjtoa  blauw (Chèvremont) dronken III-2-3
drop lakrits: lakrits’ (Chèvremont) drop III-2-3
dropwater lakritswater: lakrits’wasser (Chèvremont) dropwater III-2-3