32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (Q121a Chevremont)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
28085 |
hefboom van de stijlentrekker |
hefboom:
hefboom (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De hefboom waarmee het huis van een stijlentrekker langs de tandheugel kan worden bewogen. [N 95, 593]
II-5
|
27808 |
helling |
helling:
hęleŋ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Hellende mijngang, vaak voor mechanisch vervoer. Het woordtype "grâle" wordt in de mijn van Beringen gebruikt voor een hellende gang die gaat van een grote dwarsgang naar een pijler die lager ligt. [N 95, 517; monogr.; N 95, add.; Vwo 344; Vwo 367]
II-5
|
27987 |
helling van een koollaag |
het aanstijgen:
ǝt āštijǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De hoek die een koollaag maakt met het horizontale vlak. Deze hoek, de hellingshoek, kan 0 tot 90 graden bedragen. Naar gelang de hellingshoek onderscheidt men vlak liggende, halfsteile en steile lagen. Het overgrote deel der koollagen in Zuid-Limburg (Ned.) ligt onder een flauwe helling. Soms komen daar halfsteile en steile hellingen voor (Driessen, pag. 8). [N 95, 519; monogr.]
II-5
|
27546 |
hemd |
hemd:
hɛ.mǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.]
II-5
|
27559 |
het akkoord bespreken of sluiten |
(de) akkoordbon tekenen:
akoǝtbǫŋ tsēxǝnǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het systeem van het éénmansakkoord in dat van het groepsakkoord. Een groep van vijf à zes man werkte gezamenlijk in één vak van de pijler en werd aan de hand van de collectief geleverde prestaties per maand betaald (Dieteren 1984 pag. 11). Moordende concurrentie zoals door toedoen van het éénmansakkoord werd uitgesloten. Iedere houwer verdiende nu hetzelfde. Nog later verdween ook dit akkoordsysteem en gold per kolenpijler één en hetzelfde akkoord. Cont in het woordtype "cont maken" is de verkorte vorm van contract. [N 95, 911; monogr.]
II-5
|
28124 |
het dak afkloppen |
(dak) aankloppen:
āklǫpǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Door middel van kloppen onderzoeken of zich in het dakgesteente losse steenlagen bevinden die dreigen in te storten. Een goed dak geeft een scherpe klank, terwijl een slecht dak een doffe of holle klank laat horen (Handb. H. pag. 115). [N 95, 486; N 95, 890; N 95, 298; monogr.; Vwo 9, Vwo 44]
II-5
|
27853 |
het schietgat laden |
bezetten:
bǝsɛtsǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De schietlading in het schietgat plaatsen. Wat betreft het woordtype "bezetten", hierbij is sprake van een begripsverwarring. Volgens zowel de Mijnbouwkundige Nomenclator (pag. 61) als Vanwonterghem (pag. 64) en Lochtman (pag. 73) wordt deze term gebruikt voor "het afsluiten van een met springstof gevuld gat met behulp van een prop" (zie ook het lemma Opproppen). Volgens MBK II, pag. 33 verstaat men onder "bezetten": "het aanbrengen van de lading in het boorgat door of onder onmiddellijk toezicht van de schiethouwer." Het woordtype "bezetten" komt dan ook zowel voor in dit lemma als in het lemma Opproppen. [N 95, 405; monogr.]
II-5
|
31598 |
hoefijzer |
hoefijzer:
h ̇of˱īzǝr (Q121a Chevremont
[(mv -īzǝrǝ)]
),
h ̇uf˱īzǝr (Q121a Chevremont
[(mv -īzǝrǝ)]
)
|
IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.]
II-11
|
27936 |
hoekijzer |
hoekijzer:
hukīzǝr (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Metalen verbinding tussen de kap en de stijl van een jukondersteuning. Het hoekijzer is in tegenstelling tot de kapschoen al aan de kap bevestigd en kan met behulp van bouten aan de stijl worden vastgeschroefd. [N 95, 755; monogr.]
II-5
|