27368 |
laadstok |
laadstek:
lātštɛk (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Ronde houten stok waarmee de schiethouwer of schietmeester de patronen in het schietgat duwt. De stok is van hout omdat een metalen laadstok vonken zou kunnen voortbrengen en op deze wijze de lading vroegtijdig zou kunnen doen ontploffen. [N 95, 406; monogr.; Vwo 176; Vwo 178; Vwo 463]
II-5
|
27890 |
laadwagen |
laadschup:
lātšøp (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia]),
laadwagen:
l˙ātw˙ān (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia]),
scheplaadwagen:
šøplātwān (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Emma])
|
Mechanisch aangedreven machine waarmee bij de aanleg van steengangen en galerijen de losgeschoten of losgehakte stenen in mijnwagens kunnen worden geladen. De woordtypen "eimco" (Q 35), "eimcowagen" (Q 121) en "sullivan" (Q 121) hebben betrekking op laadwagens, genoemd naar de fabrikant. [N 95, 830; N 95, 833; N 95, 834; monogr.; div.; Vwo 388; Vwo 389; Vwo 460; Vwo 695]
II-5
|
27902 |
labiel geplaatste ondersteuning |
hoddelenbouw:
hǫdǝlǝ bǫw (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Een labiel geplaatste ondersteuning, een ondersteuning die dreigt het te begeven. [N 95A, 10; monogr.]
II-5
|
28268 |
ladderafdeling |
ledderafdeling:
lɛdǝrafdēleŋ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Het gedeelte van de schacht waar men door middel van ladders de ondergrond kan bereiken. De ladderafdeling wordt uit veiligheidsoverwegingen aangelegd. Hij wordt gebruikt wanneer het kooivervoer uitvalt. Uit de opmerkingen van de invuller uit Q 15 blijkt dat dit niet vaak is voorgekomen; genoemde zegsman heeft het op de mijn Maurits alleen meegemaakt tijdens een bombardement in de Tweede Wereldoorlog. [N 95, 87; monogr.]
II-5
|
28276 |
lader |
laadjong:
lātjǫn (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666]
II-5
|
18147 |
lam |
lammetje:
lɛmšǝ (Q121a Chevremont),
schaapje:
šø̄afjǝ (Q121a Chevremont)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
28213 |
lampekabel |
kabel:
kābǝl (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257]
II-5
|
27160 |
lampenkamer |
lampenboede:
lampǝb˙ūt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468]
II-5
|
28221 |
lampepot |
pot:
pǫt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De lampepot van de veiligheidslamp, gevuld met watten. [N 95, 243; N 95, 242; N 95, 248; monogr.]
II-5
|
21145 |
landauer |
landauer:
landǫwǝr (Q121a Chevremont),
lɛndawǝr (Q121a Chevremont)
|
Vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijk neerklapbare voor- en achterkap. Tegenwoordig wordt het nog wel eens als bruidswagen gebruikt. De koetsier heeft een aparte bok. [N 101, 13; N G, 51; L 27, 33; monogr.]
I-13
|