e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Chevremont

Overzicht

Gevonden: 777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vijl vijl: vil (Chevremont) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.] II-11
vijlen vijlen: vilǝ (Chevremont) Harde materialen, inz. metalen, met behulp van een vijl bewerken, slijpen of gladmaken. [N 33, 84 add.; monogr.] II-11
vlak stuk in een pijler vlak stuk: vlak stuk (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) [N 95, 287; monogr.] II-5
vlakke pijler vlakke pijler: vlakǝ pajlǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287] II-5
vloer het liggende: ǝt lekǝndǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vloer: vlūǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]), zool: zawl (Chevremont  [(Julia)]   [Laura, Julia]) De bodem van iedere ruimte in de ondergrondse werken. Met de opgave "dèye" bedoelt de zegsman uit L 417 het vloergesteente vóór het verwijderen van de steenkoollaag, terwijl hij onder "trace" de vloer verstaat die overblijft na de winning van de kolen. Het woordtype "radier" van dezelfde invuller duidt de opvulling van een ronde vloer van een mijngang aan. Met de opgave "stok" doelen de respondenten uit Q 15 en Q 121 op het vloergesteente in een galerij. De invullers uit Q 121 en Q 121c maken een onderscheid tussen de "wand" en de "vloer". Met de eerste term bedoelen zij het vloergesteente onder een koollaag, met de tweede de vloer van steengangen en galerijen. De woordtypen "zool" en "baan" worden gebruikt om het vloergesteente van een steengang aan te duiden. [N 95, 193; N 95, 840; monogr.; N 95, 196; Vwo 275; Vwo 281; Vwo 479; Vwo 534; Vwo 834] II-5
vloergat beunlok: by.nlǫx (Chevremont  [(Julia)]   [Emma, Maurits]) Een ondiep gat in de vloer waarin de stijl van een ondersteuning wordt geplaatst. [N 95, 309; monogr.; Vwo 619; Vwo 620; Vwo 621; Vwo 835] II-5
vloerplaat vloerplaat: vluǝrplāt (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Plaat die bij het plaatsen van de stijl onder de stijlvoet wordt bevestigd om te voorkomen dat de stijl door de druk in de vloer zakt. Wat betreft de opgave "vliegende schijven" uit Q 111, volgens de invuller werden de vloerplaten zo genoemd omdat ze door arbeiders van andere werkpunten werden weggehaald en aldus "gevlogen" waren. [N 95, 352; monogr.] II-5
voerman paardsjong: pēǝtsjǫŋ (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]), voerknecht: (knecht van de voerman)  vōrknē̜ǝt (Chevremont), voerman: vōrman (Chevremont) De man die bij het ondergronds kolentransport de paarden leidde. [N 95, 936; N 95, 937] || Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10, II-5
voet van de pijler voet pijler: vos [pijler] (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279] II-5
volle wagen volle wagen: vǫlǝ wān (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [N 95, 673b; monogr.] II-5