33525 |
druiventros |
wijndruiventros:
wēͅndryvəntros (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
rondtaffelen:
rondtaffelen (Q071p Diepenbeek)
|
Bedrijvig heen en weer lopen (rondridderen, -rennen, rettereren). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18509 |
drukknoop |
drukknoop:
drukknoop (Q071p Diepenbeek),
jongmansknoop:
syn. leuwèèversknoop.
joenkmansknoop (Q071p Diepenbeek),
luiwijversknoop:
syn. joenkmansknoop.
leuwèèversknoop (Q071p Diepenbeek),
pitser:
petsǝr (Q071p Diepenbeek),
pitser (Q071p Diepenbeek)
|
drukknoop || Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW]
II-7, III-1-3
|
19274 |
drukte, gedoe |
begankenis:
begankenis (Q071p Diepenbeek),
gepoer:
cf. VD s.v. "poeren
gepoer (Q071p Diepenbeek)
|
drukte
III-1-4
|
19275 |
druktemaker |
beschaarmaker:
besjêrmaoker (Q071p Diepenbeek),
pesjêrmaoker (Q071p Diepenbeek)
|
druktemaker
III-1-4
|
28660 |
druphoning |
druiphoning:
dryǝ.phōneŋ (Q071p Diepenbeek)
|
Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.]
II-6
|
25133 |
druppel |
drup:
drəp (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
doorregenen:
ps. omgespeld volgens Frings.
doeͅrrɛŋərən (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
druppen:
drəppe (Q071p Diepenbeek),
drəppen (Q071p Diepenbeek)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gezwad:
dǫbǝl [gezwad] (Q071p Diepenbeek)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
33963 |
dubbele lijn |
dobbel kordeel:
dǫbǝl kǫr`dīl (Q071p Diepenbeek)
|
Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34]
I-10
|