e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druiventros wijndruiventros: wēͅndryvəntros (Diepenbeek, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)] I-7
druk heen en weer lopen rondtaffelen: rondtaffelen (Diepenbeek) Bedrijvig heen en weer lopen (rondridderen, -rennen, rettereren). [N 109 (2001)] III-1-2
drukknoop drukknoop: drukknoop (Diepenbeek), jongmansknoop: syn. leuwèèversknoop.  joenkmansknoop (Diepenbeek), luiwijversknoop: syn. joenkmansknoop.  leuwèèversknoop (Diepenbeek), pitser: petsǝr (Diepenbeek), pitser (Diepenbeek) drukknoop || Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW] II-7, III-1-3
drukte, gedoe begankenis: begankenis (Diepenbeek), gepoer: cf. VD s.v. "poeren  gepoer (Diepenbeek) drukte III-1-4
druktemaker beschaarmaker: besjêrmaoker (Diepenbeek), pesjêrmaoker (Diepenbeek) druktemaker III-1-4
druphoning druiphoning: dryǝ.phōneŋ (Diepenbeek) Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.] II-6
druppel drup: drəp (Diepenbeek, ... ) druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] III-4-4
druppen, druppelen doorregenen: ps. omgespeld volgens Frings.  doeͅrrɛŋərən (Diepenbeek, ... ), druppen: drəppe (Diepenbeek), drəppen (Diepenbeek) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4
dubbel gezwad dobbel gezwad: dǫbǝl [gezwad] (Diepenbeek) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele lijn dobbel kordeel: dǫbǝl kǫr`dīl (Diepenbeek) Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34] I-10