25024 |
echo |
nagalm:
naogalm (Q071p Diepenbeek)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21313 |
eed |
eed:
ed (Q071p Diepenbeek),
eed (Q071p Diepenbeek)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
weer:
wjēərən eͅn zən hān (Q071p Diepenbeek),
zwel:
zwēil eͅn z`n hān (Q071p Diepenbeek)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
sporen:
spoǝrǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
nen oafloat verdienen (Q071p Diepenbeek)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23781 |
een askruisje halen |
assekruisje halen:
assekreuske hoalen (Q071p Diepenbeek)
|
Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
28512 |
een baard maken |
baard vormen:
bo.at vø̄rmǝn (Q071p Diepenbeek)
|
Het vormen van een tros bijen rond het vlieggat tegen de ingang en soms aan de randen van de vliegplank. Het is een voorteken tot zwermen. Een splitsing van het volk is op komst. Daarom gaan de werksters alvast bij duizenden rond het vlieggat hangen, poot-in-kaak. Ook tal van haalbijen sluiten zich bij de tros of baard aan, wachtend op het moment van uitzwermen. [N 63, 30a]
II-6
|
31915 |
een beitel slijpen |
slijpen:
slē̜pǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De beitelsnede scherp maken met behulp van de slijpsteen. [N 53, 48a; N 53, 110; monogr.]
II-12
|
20145 |
een blauwtje lopen |
hij heeft een blauwe scheen gelopen:
hij heeft een blauwe scheen gelopen (Q071p Diepenbeek),
hij heeft een bok geschoten:
hij heeft een bok geschoten (Q071p Diepenbeek)
|
een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)]
III-2-2
|
31696 |
een boom omhakken |
omkappen:
ømkapǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Een boom met behulp van een bijl omhakken. Zie ook het volgende lemma. [N 50, 10a; N 75, 113a; monogr.]
II-12
|