e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feestdag van sint-rochus sint-rochus: sint roches (Diepenbeek) 16 augustus, H. Rochus, patroon tegen pest, zweren e.d. [N 96C (1989)] III-3-3
feestdag van sint-servatius sint-servaas: sint servoas (Diepenbeek) 13 mei, de H. Servatius [Sintervaos]. [N 96C (1989)] III-3-3
feesten feesten: fisten (Diepenbeek) een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)] III-3-2
fiets velo: enne vēlo (Diepenbeek), eͅnə velu (Diepenbeek), velo (Diepenbeek, ... ), viloe (Diepenbeek), vulloew (Diepenbeek), ɛnə vølu (Diepenbeek) fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fietsen bet de velo jagen: - pag. 103: jaoge, rijden - syn. vaorn;  jaoge bè de villow (Diepenbeek), jagen: (op de fiets).  joagən (Diepenbeek), velo jagen: vulloe jaogən (Diepenbeek) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] || rijden || zich voortbewegen in of op een voertuig (rijden, varen) [N 90 (1982)] III-3-1
fietser fietser: de twie (fietsers) krø͂ͅssen mekōͅr (Diepenbeek) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1
figuurzaag figuurzeeg: figȳrzēx (Diepenbeek) Handzaag, waarvan het zeer smalle zaagblad in een metalen beugel gespannen is. De figuurzaag wordt gebruikt om fijne vormen in licht plaatmateriaal, zoals triplex, uit te zagen. Zie ook afb. 17. [N 53, 11; monogr.] II-12
fijn broed werkstercel: werkstercel (Diepenbeek) De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b] II-6
fijn droog stof stub: støb (Diepenbeek) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijne hagel bevroren regen: bevrore renger  bəvruərə reͅŋər (Diepenbeek), hagel: hòògel  hōͅgəl (Diepenbeek) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4