e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geren geren: gīrǝn (Diepenbeek) Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10] II-7
gerieflijk gerieflijk: e gerifleͅk hous (Diepenbeek), gerieflijk hō(w)əs (Diepenbeek), ə gərīfələk hø͂ͅəs (Diepenbeek) Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gering aantal, een paar min: min (Diepenbeek) een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] III-4-4
gerookte paling paling: pòlling (Diepenbeek) paling III-2-3
gerst gerst: ga.s (Diepenbeek), gēst (Diepenbeek) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
gerstebier gerste: gēͅsten (Diepenbeek) gerstenbier [ZND 24 (1937)] III-2-3
geruite jurk gecarreaud (<fr.) kleed: syn. geraot.  gekaroud (Diepenbeek), geruit kleed: syn. gekaroud.  geraot (Diepenbeek), ruitjeskleed: ruitjeskleed (Diepenbeek), ruitjeskleer (Diepenbeek), ruitjeskleedje: ruitjesklètsje (Diepenbeek) geruit || jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] III-1-3
geschiedenis historie: n historie vertellen (Diepenbeek) Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)] III-3-1
geslachtsdelen (alg.) getuig: getuig (Diepenbeek), getuug (Diepenbeek), geval: geval (Diepenbeek) geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)] III-1-1
geslachtsgemeenschap hebben bijeen slapen: bedeen sloapen (Diepenbeek), dompen: Schertsend.  dompen (Diepenbeek), poepen: pooppen (Diepenbeek), poppen: poppen (Diepenbeek) geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)] III-2-2