25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
hoop (Q071p Diepenbeek),
massa:
massa (Q071p Diepenbeek),
plezerrem:
plezerrem (Q071p Diepenbeek),
zwok:
nen hiele zwók
zwók (Q071p Diepenbeek)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoop, ongeordende stapel
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
groete hostie (Q071p Diepenbeek)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
dikke maai:
dykə moͅj (Q071p Diepenbeek)
|
Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
grote lijster:
grote lijster (gew.uitspr.) (Q071p Diepenbeek),
grote luister:
Frings
grutə lø͂ͅstər (Q071p Diepenbeek)
|
grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote schoonmaak:
groete sjoenmoak (Q071p Diepenbeek)
|
Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
grosse caisse (fr.):
[Met afbeelding].
groskèès (Q071p Diepenbeek),
Antwoord onderlijnd bij de suggesties.
grosse-caisse (Q071p Diepenbeek),
grote trommel:
grutn trøͅməl (Q071p Diepenbeek)
|
een grote trom [trombol] [N 112 (2006)] || Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)] || Grote trom.
III-3-2
|
24857 |
grote weegbree |
wegenblad:
wêêgəblaot (Q071p Diepenbeek),
-
ɛweəgəɛbloət (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)] || grote weegbree (Plantago major L.) [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
21508 |
grove stem |
zware stem:
⁄n zwōr stĕm (Q071p Diepenbeek)
|
grove stem [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
32626 |
guano |
guano:
guano (Q071p Diepenbeek)
|
Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a]
I-1
|
24780 |
guichelheil |
rode muur:
-
ɛrəyəɛmu.r (Q071p Diepenbeek)
|
gewoon guichelheil [DC 60a (1985)]
III-4-3
|