e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halsgat halskot: halskūt (Diepenbeek) Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97] II-7
halsketting kettel: kettel (Diepenbeek) Een gouden ketting [ketting, kettel, snoer] [N 114 (2002)] III-1-3
halssnoer collier (fr.): coljij (Diepenbeek), Ook schabbernak [kraag].  koljèi (Diepenbeek) halssnoer || Halssnoer. Aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 114 (2002)] III-1-3
halster halster: hɛlstǝr (Diepenbeek), kopstuk: kǫpstøk (Diepenbeek) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve frank halve frank: ps. omgespeld volgens Frings.  haləvə fraŋ (Diepenbeek, ... ) oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
halve zondag halve zondag: halve zondoag (Diepenbeek) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3
halve-centstuk cent: ps. omgespeld volgens Frings.  seͅnt (Diepenbeek) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1
halvezool halflap: (mv)  halflɛp (Diepenbeek) Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a] II-10
halvezool [wld ii.10, p. 60] halflap: halflep (Diepenbeek) Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] III-1-3
ham, hesp hesp: bovenste lid van de varkenspoot met het vlees daarrond  heͅsp (Diepenbeek), schink: sjénk (Diepenbeek), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  šĭnk (Diepenbeek) ham, hesp [Goossens 1a (1955)] || hesp [ZND 24 (1937)] III-2-3