28949 |
halsgat |
halskot:
halskūt (Q071p Diepenbeek)
|
Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97]
II-7
|
18255 |
halsketting |
kettel:
kettel (Q071p Diepenbeek)
|
Een gouden ketting [ketting, kettel, snoer] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18236 |
halssnoer |
collier (fr.):
coljij (Q071p Diepenbeek),
Ook schabbernak [kraag].
koljèi (Q071p Diepenbeek)
|
halssnoer || Halssnoer. Aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
33927 |
halster |
halster:
hɛlstǝr (Q071p Diepenbeek),
kopstuk:
kǫpstøk (Q071p Diepenbeek)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
21541 |
halve frank |
halve frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
haləvə fraŋ (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek)
|
oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23759 |
halve zondag |
halve zondag:
halve zondoag (Q071p Diepenbeek)
|
Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21606 |
halve-centstuk |
cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
seͅnt (Q071p Diepenbeek)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31129 |
halvezool |
halflap:
(mv)
halflɛp (Q071p Diepenbeek)
|
Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a]
II-10
|
18482 |
halvezool [wld ii.10, p. 60] |
halflap:
halflep (Q071p Diepenbeek)
|
Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
20820 |
ham, hesp |
hesp:
bovenste lid van de varkenspoot met het vlees daarrond
heͅsp (Q071p Diepenbeek),
schink:
sjénk (Q071p Diepenbeek),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
šĭnk (Q071p Diepenbeek)
|
ham, hesp [Goossens 1a (1955)] || hesp [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|