e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hamer om te voren voorhamel: vø̜rhǭmǝl (Diepenbeek) Hamer waarvan de kop uitloopt in twee dwars op de steel staande pennen. De hamer dient om groeven in bladmetaal aan te brengen. Zie ook afb. 157. [N 33, 58] II-11
hamer van de klepklok hamel: hoamel (Diepenbeek) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
handbeschermer handschoe: hās (Diepenbeek) Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.] II-9
handboei kluister: Van Dale: kluister, 1. boei; -2. soort van boei aan een der voeten aangelegd om een paard of rund in zijjn bewegingen te belemmeren; -3. (gew.) (hang)slot.  kloostərs (Diepenbeek) de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1
handboom handboom: hānt˱bōm (Diepenbeek), hefboom: hɛf˱bōm (Diepenbeek) De hefboom waarmee men de loper een klein stukje oplicht. Daarna maakt men met behulp van steenspieën of een trapspie ruimte om steenreep en teers te plaatsen voor het ophijsen van de molensteen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [N O, 20h; N O, 41e; Vds 209; Jan 186] II-3
handcultivator optrekker: ǫptrękǝr (Diepenbeek) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handen (kindernamen) handjes: hendjes (Diepenbeek) Kinderwoorden voor de handen [N 109 (2001)] III-1-1
handen (spotnamen) pikkels: pikkels (Diepenbeek), poten: poeten (Diepenbeek) Spotbenamingen voor de handen [N 109 (2001)] III-1-1
handgeld handgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  hāntxeͅjlt (Diepenbeek), voorschot: ps. omgespeld volgens Frings.  v"ršōət (Diepenbeek) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handkar stootkar: stutkɛ̄r (Diepenbeek) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13