18349 |
hoge waterdichte schoen |
toeschoen:
touwsjoen (Q071p Diepenbeek)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33073 |
hok opbinden |
toebinden:
tǭu̯bęŋǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
22024 |
holenduif |
grote tortelduif:
Frings
grutə toͅtəldoͅu̯f (Q071p Diepenbeek),
holduif:
hooëldouf (Q071p Diepenbeek)
|
holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)] || Holenduif.
III-3-2, III-4-1
|
29817 |
holle steen |
dalle:
dal (Q071p Diepenbeek
[(meervoud: dalǝ)]
)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hommel (Q071p Diepenbeek)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (Q071p Diepenbeek),
kloͅt (Q071p Diepenbeek)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hond (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
hoͅnd (Q071p Diepenbeek)
|
hond [Willems (1885)], [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskot:
hoͅnskoͅt (Q071p Diepenbeek),
hondsnest:
hoͅnsnest (Q071p Diepenbeek),
hoͅntsneͅi̯s (Q071p Diepenbeek)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
34567 |
hondenkar |
hondskar:
honskɛr (Q071p Diepenbeek)
|
Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr]
I-13
|
21622 |
honderd frank |
honderd:
ps. omgespeld volgens Frings.
hoͅnərt (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|