21562 |
italiaan |
italiaan:
da⁄s eͅnən etəljōn (Q071p Diepenbeek),
da⁄s innen Italjôan (Q071p Diepenbeek),
oa als in ange
da⁄s ennen Italioan (Q071p Diepenbeek),
italiaander:
da⁄s innen Italjônder (Q071p Diepenbeek),
italianer:
da is nen italiōͅner (Q071p Diepenbeek)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
28611 |
jaagkorf |
jaagkorf:
jǭxkø̄rf (Q071p Diepenbeek)
|
Wijde, platte korf of gewone korf die met de opening naar beneden op de opening van een andere korf wordt gezet. Het vlieggat ontbreekt. Omdat men de korf gebruikt bij het jagen, noemt men die in dit geval jaagkorf. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 87d; monogr.]
II-6
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
joargetai (Q071p Diepenbeek)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34074 |
jaarring |
ring:
reŋk (Q071p Diepenbeek)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18539 |
jachtpak |
jagerskostuum:
jegers kestum (Q071p Diepenbeek)
|
het jachtcostuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
jaket (Q071p Diepenbeek)
|
het jacquet-costuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|
21181 |
jagen |
afjagen:
ǭfjǭgǝn (Q071p Diepenbeek),
jagen:
jaogən (Q071p Diepenbeek)
|
Kunstmatige manier bij de korfteelt om een zwerm van het moedervolk te scheiden. Wanneer een voorzwerm niet snel genoeg afkomt en wanneer de imker er belang bij heeft dat het volk spoedig gaat zwermen, dan neemt hij zijn toevlucht tot het jagen. Als het darrenbroed achter in de korf bruin is, kunnen de bijen gejaagd worden. De imker zet de moederkorf met de kop op de grond en plaatst er de jaagkorf bovenop, zodat de openingen van beide korven tegen elkaar sluiten. Op de plaats waar de openingen tegen elkaar komen, windt men er een bijdoek om. Met ijzeren krammen hecht men de korven stevig aan elkaar vast. Men gaat nu met beide handen of met soms een stok voor en achter tegen de moederkorf kloppen, onderaan bij de kop van de korf beginnend en geleidelijk aan hoger (Gelens 1963, pag. 22). Af en toe opent men het gesloten vlieggat en blaast er rook in. Als men uit het zoemen der bijen heeft opgemaakt dat zij in de jaagkorf zijn overgelopen, maakt men de korven weer los. De koningin gevolgd door de groep bijen die normaal zou zijn gaan zwermen, zit nu in de jaagkorf. In de moederkorf, waarin geen moer meer zit, moet weer een sterk volk opgroeien door eerst en vooral een nieuwe koningin of moer te vormen. [N 63, 87a; monogr.] || voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)]
II-6, III-3-1
|
18560 |
jagersjas |
jagerspit:
jegerspit (Q071p Diepenbeek)
|
groene jas met een plooi in de rug [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
bloes:
blus (Q071p Diepenbeek),
bolero (<fr.):
boͅlərow (Q071p Diepenbeek),
jak:
jak (Q071p Diepenbeek),
kazavek:
kažəveͅk (Q071p Diepenbeek),
kazavekje:
kezjevekske (Q071p Diepenbeek),
stel:
stel (Q071p Diepenbeek)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || gebreid vestje || jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19039 |
jammer |
jammer:
jomer (Q071p Diepenbeek)
|
jammer
III-1-4
|