e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lage, natte plekken in moeras laak: lǭk (Diepenbeek), slonk: sluŋk (Diepenbeek) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lage, natte zandgrond zure beemd: zūr bęm (Diepenbeek) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lak lak: lak (Diepenbeek) Verf die is samengesteld uit vernis, standolie, terpentijn en zuivere verfstoffen. [N 67, 19c] II-9
laken laken: lǭkǝn (Diepenbeek) Effen of met keperbinding geweven wollen stof, die door volling zulk een dichtheid heeft verkregen, dat men van draden vrijwel niets kan zien, zodat de oppervlakte zich viltachtig voordoet. [N 62, 75f; N 59, 201; MW] II-7
lakken lakken: lakǝ (Diepenbeek) Met lak of vernis bestrijken, waardoor een glanzende oppervlakte wordt verkregen. [N 67, 66c; monogr.] II-9
lakschoen gelakkeerde schoen: gelakieerde sjoen (Diepenbeek) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: lam (Diepenbeek), lamp (Diepenbeek), lōͅm (Diepenbeek), lammetje: lɛmkǝ (Diepenbeek), lɛmkǝn (Diepenbeek), schaapje: šø̜pkǝn (Diepenbeek), šēpkǝ (Diepenbeek) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)] I-12, III-1-2
lambert lambert: lambę̄r (Diepenbeek), (mv)  lambǝrts (Diepenbeek) Schoenmakersspijker. Volgens de informant van Q 253 is een lambert een gewone spijker met kleine, hoge kop, ter lengte van 12 tot 22 mm. [N 60, 200a; N 60, 235; N 60, 235b; N 60, 101] II-10
lammeren lammen: lamn (Diepenbeek), lamǝ (Diepenbeek), lamǝn (Diepenbeek) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: lamp (Diepenbeek, ... ) lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1